Flatsina, onze bijzondere kraai
Flatsina was een kraai zoals je ze zelden tegenkomt: met haar gitzwarte verenkleed en een ontembare drang om te overleven. We vonden haar als jonge takkeling onder een grote beukenboom – een fase waarin kraaien door hun ouders uit het nest worden geduwd om zelfstandig te leren klauteren van tak naar tak. Maar Flatsina had pech: ze was gevallen. Wonder boven wonder leefde ze nog.
In eerste instantie besloten we haar niet te storen. Misschien zouden haar ouders haar nog komen voeden, dachten we. Maar toen dat niet gebeurde, namen we haar mee naar huis. Daar bouwden we een grote ‘boom’ van takken, omgeven door houten kattenbakvulling. Vier weken lang voerden we haar elke paar uur met kattenvoer uit blik, nootjes, regenwormen en alles wat we konden bedenken.
Na die weken brak een magisch moment aan: we namen haar mee naar buiten om haar te leren vliegen. Wat een feest was dat! Ze vloog met ons mee door het bos, van tak naar tak, alsof ze al jaren niets anders deed. Ze was ontzettend tam, vooral gericht op Angeliek, die ze als haar moeder beschouwde – ze vlooide zelfs haar haren!
Langzaam begon Flatsina te socialiseren met andere kraaien. En als er een groep overvloog en wij “FLATS!” riepen, brak ze los van de zwerm en kwam ze netjes op onze hand landen. Ze was beste maatjes met onze katten, zat gewoon op de barbecue alsof het de normaalste zaak van de wereld was, en als wij in het zwembad zaten, kwam ze erbij om zichzelf te wassen – om vervolgens op een handdoek neer te strijken en zich te drogen.
Binnen wilde ze ook graag zijn, maar dat ging op een gegeven moment niet meer. Toch liet ze zich niet zomaar buitensluiten: ze pikte meerdere vliegenramen stuk. Ze reed zelfs graag mee op de one wheel met onze zoon John John – een echte durfal was het!
We hebben samen eindeloos veel bijzondere momenten beleefd. Flatsina was slimmer dan menig kat of hond. Elke avond stopten we haar in een kooi met een doek eroverheen, tot ze na drie maanden genoeg had van dat ritueel en zich niet meer liet vangen.
Na een half jaar was ze weg. Verdwenen. We hielden nog een jaar hoop dat ze zou terugkeren, maar helaas. Toch leeft ze voort – in onze herinneringen, in het gedrag van andere kraaien, en tastbaar in het reuzenei op haar nest in ons park en in het bronzen beeld in onze grote paradijsvogelkooi.
Een ervaring om nooit meer te vergeten.
